‘Een oorbel en een hoed waren de eerste tekenen van onheil’: over opgroeien met een psychotische vader

Hoe beïnvloedt iemand die psychotisch is zijn omgeving? Journalist Robin van den Maagdenberg ondervond het aan den lijve en schrijft in Thuis is waar we beginnen over opgroeien met een manisch-depressieve vader.
Robin van den Maagdenberg: ‘Als hij zijn oorbel en hoed uit de kast haalde, was het wachten tot het misging.’ ©Jildiz Kaptein Fotografie

Een oorbel en een hoed waren altijd de eerste tekenen van naderend onheil. Zodra haar vader weer een ringetje in zijn oor droeg en zijn hoed uit de kast haalde, was het “wachten tot het misging”, zegt journalist Robin van den Maagdenberg (33) terwijl ze thee inschenkt in haar studio net buiten het Wallengebied in Amsterdam. “Dan waren we hem opeens een paar dagen kwijt, tot we hoorden dat hij over auto’s had gelopen of een begrafenis had verstoord, was opgepakt en opgenomen.”

Komende week verschijnt haar debuut Thuis is waar we beginnen. Een ‘autofictie’-boek over opgroeien met een psychotische vader die tijdens haar jeugd meerdere malen werd opgenomen. “Meestal werd hij eerst manisch, dan psychotisch, en werd hij vervolgens opgenomen op een psychiatrische afdeling. Daar werd hij platgespoten en bleef hij een paar maanden tot hij hersteld was. Dat wil zeggen: tot je je streken kwijt bent en artsen denken dat je weer kunt functioneren in de maatschappij. Er werd nauwelijks gekeken naar de achterliggende oor­zaken van zijn manisch gedrag. Na de opname kwam hij thuis en verdween voor één of twee jaar in een depressie. En dan begon het allemaal opnieuw.”

Van den Maagdenberg was zeven toen haar vader, een beeldend kunstenaar, voor het eerst werd opgenomen. Ze beschrijft met pijnlijke precisie de scènes die ze zich herinnert uit haar jeugd (“het zijn mijn herinneringen, ingekleurd met wat ik nu weet”). De psychiatrische af­deling die ruikt naar “wanhoop en angst”, waar haar vader Mona-puddinkjes opspaart voor zijn dochters “tenzij hij net ruzie had gehad met een verpleger en de pudding als een lillende klont van de muur droop”.

Thuis is haar vader “de temperatuurregelaar van de sfeer”. In een manische bui mogen de kinderen in de supermarkt alles inladen wat ze willen en geeft hij geld uit dat hij niet heeft. Wanneer hij een veel te dure slangenleren jas koopt bij de chicste winkel in het dorp, moet Robin hem terugbrengen. Op haar twaalfde scheiden haar ouders. Als haar vader daarna liefdesverdriet heeft en zichzelf snijdt, belt hij zijn oudste dochter om boodschappen te brengen.

‘Je wist nooit waar hij zou landen als hij eenmaal in zijn eigen realiteit was verdwenen’, zegt Robin van den Maagdenberg. ‘Je wist alleen dat het nooit zacht gebeurde.’ ©Jildiz Kaptein Fotografie

Was je bezorgd als je vader opeens verdween?

“Ja, want je wist nooit waar hij zou landen als hij eenmaal in zijn eigen realiteit was verdwenen. Je wist alleen dat het nooit zacht gebeurde. Zo’n manie begon meestal grappig. Dan deed hij leuk en had allerlei ideeën, tot hij merkte dat hij nergens begrepen werd. Dan sloeg zijn stemming om in angst en wantrouwen en waren we hem een paar dagen kwijt.”

Werd er met jullie gepraat over wat er met hem aan de hand was?

“Ze vertelden wel dat hij ziek was, maar niet wat dat inhield. En voor mij was hij helemaal niet ziek. Hij veranderde gewoon in een heel ander mens. Ik zag de vervreemding als ik in zijn ogen keek.

“Als mijn vader werd opgenomen was er eigenlijk nooit iemand die vroeg: hoe is dat nu voor jullie? Mensen zwegen het dood. Misschien vroegen ze ook niets omdat we een vrij stabiel gezin leken. We kregen te eten, de gordijnen hingen, mijn moeder hield de boel draaiende dus er gingen geen alarmbellen af.”

Je hoort volwassenen vaak zeggen dat kinderen zich snel aanpassen aan moeilijke situaties. Hoe denk jij daarover?

“Kinderen zijn heel flexibel, dat is juist het gevaar: dat je als kind totaal meebeweegt met de situatie. Volwassenen denken: die redt zich wel, maar kinderen vullen het gat dat er is. En als er geen ruimte is, schuiven ze hun gevoel opzij om het gezin in balans te houden. Daar moeten we niet lichtzinnig over denken. Mijn vaders gedaanteveranderingen namen zoveel ­ruimte in dat er voor ons niets overbleef. Ook voor mijn moeder niet. Alle aandacht ging naar hem.”

Wat deed dat met jou?

“Ik stopte letterlijk met groeien. In het rapport van de schoolarts zag ik hoe de groeicurve vanaf mijn zevende in een vlakke lijn veranderde. Toen ik naar de middelbare school ging, had ik nog steeds maat 134.

“In ons gezin nam ik de zorgrol op me. Verder maakte ik me onzichtbaar, verdriet liet ik niet zien. Pas toen ik als volwassene in therapie ging, ontdekte ik dat je in heftige situaties ook zelf ruimte in mag nemen. Ik heb lang gedacht dat ik gewoon niet creatief ben, in tegenstelling tot mijn vader. Maar als je getraumatiseerd bent, wordt je verbeelding je afgenomen. Toen ik aan het schrijven van dit boek begon, herinnerde ik me vrijwel niks van mijn jeugd. Ik kon je vertellen dat mijn vader psychotisch was geweest, dat het moeilijk was thuis, maar ­concrete anekdotes of details waren verdwenen.”

‘Ik vind het wel zielig voor jou, dat je een boek moet schrijven om mij te begrijpen’, zegt je vader in het boek. Schreef je het inderdaad daarom?

(grinnikt) Ik denk inderdaad dat hij dat denkt. Dat is ook wel typerend voor hem. Maar ik schreef het óók om mezelf te begrijpen, om lucht te brengen in mijn ­eigen verhaal en om mijn moeder en oma te begrijpen. Daarnaast wilde ik in kaart brengen hoe onze maatschappij omgaat met waanzin. Het begrip gekte is altijd gebruikt als middel om mensen voor wie we geen ruimte willen maken het zwijgen op te leggen: vrouwen, zwarte mensen, homo’s. Dat doen we nog steeds, we spreken over coronagekkies en -wappies. Dat label is een rechtvaardiging om niet naar ze te hoeven luisteren.”

Mensen in je omgeving lijken je vader te romantiseren. Je vrienden zijn dol op hem, een schrijfdocent vindt zijn personage ‘iemand om van te houden’.

“Mensen hebben de neiging om wat zij zien als excentriek gedrag te vergoelijken vanuit hun ideeën over de romantische kunstenaar, die eigenzinnig is en een beetje gek. Ik vind dat inderdaad bloedirritant, omdat het mijn ervaringen als kind negeert. Zijn gedrag is een vorm van onmacht die we op een voetstuk zetten wanneer die gepaard gaat met creativiteit, dan vinden we dat gedrag opeens geoorloofd. Ik schipper voortdurend tussen ruimte voor mezelf opeisen en meer begrip vragen voor mijn vaders verhaal, waar hij vandaan komt en voor mensen met deze onbegrepen staat van zijn.”

Voelde je je in de steek gelaten als kind?

“Ja. Ik verlangde naar een vader die in zijn vaderrol werd gezet en voor mij zou zorgen. Toen hij een huis kocht, zag ik dat hij zich verantwoordelijker ging gedragen, hij moest immers de hypotheek betalen, anders zou hij het verliezen. Toen bleek hij zichzelf wel degelijk in het gareel te kunnen houden. Was het niet genoeg dat wij er waren, vroeg ik me toen af? Voor ons kon je dat blijkbaar niet. Als kind zag ik het heel zwart-wit: je bent gek, of niet. Ik heb echt met mezelf afgesproken dat dit mij niet zou overkomen. Daarom begreep ik ook niet dat mijn vader het liet gebeuren.”

Deed hij het expres, denk je?

“Ik denk dat er een deel is dat je overkomt, maar er zit ook een stuk performance in. Dan deed hij bij ons thuis heel raar en kwam er een psychiater op bezoek en deed hij doodnormaal. Hij wilde het ook uitleven en had geen zin om ermee te stoppen. En als hij eenmaal te ver die weg was ingeslagen, was er geen houden meer aan.

“Wat ik lang niet doorhad, is dat iemand die in onze ogen gek doet zelf vindt dat hij normaal doet. Als student ging ik eens met hem uit eten en viel hij een serveerster lastig. Ergens weet hij dan wel dat dat niet oké is, maar het is voor hem ook een bijna niet te stoppen impuls om aandacht te krijgen, op een negatieve manier. Later dringt dat dan wel tot hem door.”

Robin van den Maagdenberg: ‘Als mijn vader werd opgenomen was er eigenlijk nooit iemand die vroeg: hoe is dat nu voor jullie?’ ©Jildiz Kaptein Fotografie

Is je blik op je vader en psychische aandoeningen veranderd door het schrijven van dit boek?

“Vroeger zag ik het als een egocentrische staat van zijn waarin de rest van de wereld kan verrekken. Maar nu zie ik dat mijn vader juist in een manie behoefte heeft aan contact, en dat als ik met hem over zijn ideeën praat, hij rustiger wordt.

“Als kind zocht ik op zo’n moment heel hard naar oplossingen. Hij leunde erg op mij na de scheiding en als hij iets emotioneel niet aankon, klopte hij bij mij aan, als een kind dat zijn moeder belde. Als student kon ik dat niet langer aan en zei ik als hij manisch werd dat hij zijn medicijnen moest nemen, en verbrak verder het contact.

“Ik heb lang gedacht dat de oplossing lag in grenzen stellen, maar door niets meer van hem te pikken, ontnam ik mezelf ook de kans op verbinding. Tegenwoordig blijf ik in contact, maar probeer ik ook een kijkje te nemen aan zijn kant van het verhaal, zonder er te ver in mee te gaan. Zo komen we vaak toch weer in een gedeelde realiteit terecht.

“Ik denk dat manisch-depressieve mensen voelen dat hun omgeving ze probeert te dempen, in plaats van ze als mens te zien en contact met ze te maken. Daar zijn ze heel gevoelig voor. Ze voelen zich niet gek, maar stuiten op muren van onbegrip waardoor ze doordraaien.”

Hoe gaat het nu met je vader?

“Het gaat best goed met hem. Hij is nu 61, na je 60ste schijnt het minder te worden. Hij ziet nu ook beter wat het hem kost.

“Mijn vader heeft verschillende gezichten. Soms vervalt hij in kinderachtig gedrag. Maar hij is ook slim, kan genuanceerd denken en is betrokken bij de wereld. Het is geen ‘gekkie’ als je hem ziet.

“Ik ben ook dol op hem, ik voel me door hem begrepen. Ik heb lang last gehad van allerlei angsten, terwijl ik deed alsof dat niet zo was. Dat eenzame, ontheemde ­gevoel, hij weet heel goed wat dat is.”

Jouw goede vriendin Pien zei: het bijzondere van dit boek is dat het de dynamiek in jullie gezin heeft doorbroken.

“Ja, het boek heeft het gesprek over vroeger opengebroken. We hebben heel lang niet de juiste taal kunnen vinden waarmee we elkaars ervaring konden begrijpen. Mijn vader en moeder hebben elkaar een paar jaar niet gesproken, maar zien elkaar nu weer los van mij en mijn zusje, als vrienden.

“Doordat ik filmpjes en foto’s van vroeger ging bekijken en er met mijn ouders over sprak, ging mijn moeder ook op een andere manier naar mijn vader kijken. Je kunt met iemand die manisch-depressief is samenleven, zonder te weten wat er in die persoon omgaat.

“We ontdekten dat er nog veel liefde is in ons gezin, maar beseffen ook dat het onmogelijk was om met die schommelingen van mijn vader te leven.

“Sinds ik begon te schrijven heb ik zóveel gesprekken gehad met mensen die iemand in hun omgeving hebben die psychotisch is of depressief. Mensen weten zich daar geen raad mee. Ik hoop dat dit boek alles wat we zo makkelijk onder het label ‘gekte’ scharen ook voor anderen bespreekbaar maakt.”

Als de thee op is en het interview afgelopen peilt ze: “Vond je het een loodzwaar boek? Voor mij is het juist een luchtiger verhaal geworden dan het in mijn hoofd was. Het grootste deel van de tijd waren we een normaal gezin.”

©rv

Robin van den Maagdenberg, Thuis is waar we ­beginnen, Querido, 224  p., 20 euro