Interview

Kunstenaar Micha Hamel over zijn psychose: ‘Je denkt dat je hele persoon ziek is, maar dat klopt niet. Alleen je hersenen zijn ziek’

Zijn nieuwe dichtbundel is een ‘psychografie’, zegt componist, dirigent en dichter Micha Hamel: een duik in zijn geest van veertien jaar geleden, toen hij met wanen werd opgenomen. Lang had hij geen zin om terug te keren naar de periode. Nu vond hij er de woorden voor.

Paul Onkenhout
Micha Hamel Beeld Judith Jockel
Micha HamelBeeld Judith Jockel

In de zesde, thematische dichtbundel van Micha Hamel, Is daar iemand, duikt een onverwacht personage op, Tennis. Hij is een naïeve Egyptenaar die zich in het kielzog van Asterix en Obelix aanmeldt bij het Romeinse leger en voortdurend in de veronderstelling verkeert dat hij op vakantie is.

hij heet tennis en vraagt of dit een goede herberg is

Het is een letterlijk citaat uit het stripboek Asterix en het 1ste legioen, Hamel vertelt het met plezier. In het psychiatrisch ziekenhuis waar hij in 2009 werd opgenomen na een psychotische crisis – het allesoverheersende thema van zijn nieuwe, omvangrijke bundel – werden de gangen gedweild door een Egyptische schoonmaker.

Hamel wijst ook op een resonantie met het Egyptische dodenboek. ‘Daarin wordt de ziel, als hij niet zo licht is als een veertje, opgegeten door een krokodil.’ De krokodil keert meermaals terug in Is daar iemand. Elders in de bundel staat de zin: en het eten is best lekker.

Was het eten lekker?

‘Ja. Het is een kenmerkend zinnetje voor deze bundel, denk ik, iets wat je op een ansichtkaart schrijft als je op vakantie bent.’

Omstandig praat Hamel over het eten in de kliniek, over het ritueel van de maaltijden en de onderbreking van het dagelijkse stramien. ‘Als je helemaal uit elkaar ligt, is het fijn om te kunnen zeggen dat het eten lekker is. Eten is daar superbelangrijk. Je maakt verder niks mee, je bent eindeloos aan het wachten. Je wacht op de dokter die weer eens een uur later komt dan je dacht, gaat naar een of andere therapie, stapt maar weer eens onder de douche en iemand komt je bloeddruk opmeten.

‘Het is vormloos, het leven daar. Je leeft in een blur, je bent op een wazige plek. En dan is er het eten. Je ziet andere mensen, de maaltijd heeft bijna iets erotisch. Hè lekker, even eten.’

Amsterdammer Hamel (1970) is dichter, maar niet in de eerste plaats. Zijn werkzaamheden kennen geen rangorde en onderstrepen zijn veelzijdigheid en de omvang van zijn terrein. Hij is gevierd componist van grote muziektheaterproducties, onderzoeker en internationaal bekroond maker van artistieke virtual reality.

Een dag per week is hij verbonden aan de Universiteit Utrecht voor een project over schrijfonderwijs en hij is voorzitter van de werkgroep Kunst en Wetenschap van de KNAW Akademie van Kunsten. Als dirigeercoach in het populaire tv-programma Maestro van Avrotros trok Hamel de aandacht van een groot publiek. Een maker, noemt hij zichzelf en een ontdekker. Zijn werkterrein omschrijft hij als zijn laboratorium.

‘Laatst was ik op bezoek bij een orkest dat in Ede een fanfarestuk van mij aan het oefenen was, op een zaterdag. Er waren ook schilderijen over dat stuk gemaakt. Als ik tijd heb, zeg ik ja, dan ben ik waar ik nodig ben, in Ede bij die fanfare bijvoorbeeld. Het was een dag met veel pret.’

Hij werd geboren in Amsterdam-Oost en groeide op in Buitenveldert, in wat hij een ‘muziekgeöriënteerd gezin’ noemt. Zijn vader was ontwikkelingspsycholoog aan de Vrije Universiteit, zijn moeder werkte in Amsterdam bij het Theaterinstituut. Zijn eerste gedichten schreef hij, heel klassiek, op de middelbare school, ‘als ik verliefd was en zo’.

Als twintiger pakte hij de draad weer op. Hij kocht dichtbundels en deed een ontdekking. ‘Een mooie regel opschrijven, dat kan echt iedereen. Dat zeg ik ook altijd tegen mijn studenten. Maar een goed gedicht schrijven, dat kan bijna niemand. Dus na die ene mooie zin moet je jezelf dwingen om te bedenken wat je wil zeggen; om te laten zien wat je waard bent.’

Zijn eerste gedichten liet Hamel lezen aan een kennis, schrijver en uitgever Maarten Asscher. Publicatie volgde in het literaire tijdschrift De Gids. ‘Toen zat ik ineens op de rit.’ Zijn eerste bundel, Alle enen opgeteld, werd in 2005 bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Voor zijn vierde bundel, Bewegend doel, ontving hij in 2013 opnieuw een prestigieuze onderscheiding, de Jan Campert-prijs.

Dichten doet hij met grote tussenpozen, soms jarenlang niet. ‘Na mijn laatste bundel heb ik tweeënhalf jaar lang niks geschreven. En dan komt er plotseling een dag dat ik er weer zin in heb. Er moet ruimte zijn. Sommige projecten zijn enorm absorberend, een opera schrijven bijvoorbeeld. Daar kan ik niks naast doen, dat slokt alles op.’

En nu was er weer ruimte.

‘Ik doe altijd alles door elkaar, zeg maar de wat kleinere dingen. Voor deze bundel heb ik een jaar lang drie ochtenden in de week een uurtje geschreven. En daarna ga ik gewoon aan het werk. Langer dan een uur heeft geen zin. Je kunt je werk pas goed beoordelen als je er een dag later nog een keer naar kijkt, met meer afstand, als je eigen redacteur.’

U heeft wel eens schertsend gezegd dat uw gedichten 66,2 procent autobiografisch zijn en dat u twee van de drie woorden echt heeft beleefd. De score is nu anders.

Hamel lacht. ‘Het percentage is flink omhoog gegaan, ja. In mijn vorige bundels staan ook veel taalspelachtige gedichten. Is daar iemand is meer een psychografie, het verhaal van een geest. Ik duik in mijn eigen hoofd. Ik wil eigenlijk gewoon vertellen wat er in je hoofd gebeurt als je zoiets meemaakt.’

Twee maanden lang verbleef Hamel in 2009 in een psychiatrische kliniek. ‘Daarna had ik een lange depressie, daar heb ik mezelf uit geworsteld.’ Hij dichtte of schreef er niet eerder over. ‘Inmiddels is het 2023 en heeft zijn dichterschap zich over zijn herinneringen ontfermd’, schreef hij zelf in de aankondiging van zijn bundel met 101 gedichten.

‘Ik was lang blij dat ik uit die kliniek was en had niet zo’n zin om terug te gaan, om het zo maar te zeggen. Maar dat sleet, ik werd ouder en begon beter te begrijpen wat me was overkomen. En toen kwam het moment dat ik erover wilde schrijven. Het heeft jaren geduurd voordat ik het kraantje vond, maar toen ik dat had gedaan en het openstond, vond ik het niet ingewikkeld meer.’

Was het confronterend om oude herinneringen op te graven?

‘Het was te doen, hoewel sommige gedichten een naar gevoel bij me opwekten. Een bipolaire stoornis onttrekt zich aan de tijd, het verleden voelt niet verder weg dan het heden. Het zit in mij, als ervaring, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik iets herbeleefde en terugkeerde naar die tijd en die kliniek. En het is ook niet mijn ambitie om precies te beschrijven wat ik toen heb meegemaakt.

‘In mijn gedichten heb ik mijn ervaring in een vorm gegoten. Het is geen patiëntenverslag, er zijn ook andere dingen dan herinneringen uit die periode in verwerkt. Of mijn bed in de kliniek vier of zes poten had, interesseert me helemaal niks. Maar goed, het is wel een persoonlijke bundel, hoewel al mijn gedichten natuurlijk persoonlijk zijn. Anders kun je ze niet schrijven. Maar deze bundel heeft een intieme kleur, meer dan de anderen.’

Wat overkwam u precies in 2009?

‘Ik werd psychotisch. Ik hoorde en zag dingen die er niet zijn. Stemmen. Beelden. Gebeurtenissen. Figuren. Schichten. Pieptonen. Een levende nachtmerrie, dat is denk ik de beste beschrijving. Het is ijzingwekkend.

‘Het volgde na een periode waarin ik heel hard had gewerkt; veel te hard. Oorzaak en gevolg lopen door elkaar, want als je manisch bent, kun je ook heel hard werken. Een jaar voor mijn psychose crashte ik. Ik dacht lang dat ik een burn-out had, want daar leek het op. Ik kon helemaal niks meer, het was alsof ik door een vrachtwagen was overreden; alsof ik een marathon had gelopen, een fles whisky had gedronken en een afschuwelijke jetlag had.

Micha Hamel: ‘Ik schaamde me, want ik had het verpest.’ Beeld Judith Jockel
Micha Hamel: ‘Ik schaamde me, want ik had het verpest.’Beeld Judith Jockel

‘Ik was totaal gesloopt en toen werd ik opgeslokt door wanen. Er moet iemand zijn die dan ingrijpt. Dat was mijn vrouw. Ik was blij dat ik opgenomen werd. Ik mocht ontspannen, in bed liggen. Eindelijk zijn er mensen die mij gaan vertellen wat er aan de hand is, dacht ik. Ik zat een weekeinde lang in een zwart gat. Die dagen zijn totaal uitgewist.

‘Ik besloot meteen om overal aan mee te werken. Als mij was gevraagd om in een bad vanillevla te duiken, zou ik het hebben gedaan. Want ik wilde er zo snel mogelijk weer weg. Ergens in een hoekje was nog iets van mijn persoonlijkheid overgebleven, van mijn ambitie en mijn energie.’

Heeft u zich weleens geschaamd?

‘Ik heb een keer gedirigeerd terwijl het leek als ik totaal niet had gestudeerd. Ik studeerde wel, keihard zelfs, maar het bleef niet hangen in mijn hoofd. Dat was kort voordat ik psychotisch werd. Je kunt dan beter twee gebroken armen hebben, dan snapt iedereen dat je niet kunt dirigeren. Het was akelig. Er ontglipten me vaardigheden. Ik schaamde me, want ik had het verpest. Ik had gefaald en ik wist niet hoe het kwam.

‘Een van de componenten van een depressie is schuldgevoel. En dan is er ook nog het échte schuldgevoel. Wat voor gedrag heb ik vertoond? Wat moet ik repareren? Van die gedachten moet je jezelf bevrijden.’

U bent getrouwd en heeft drie zoons. Hoe was het voor uw gezin?

‘Voor mijn vrouw was het natuurlijk vreselijk, maar voor de jongens viel het eigenlijk wel mee. Ze hebben er niet veel van gemerkt. Dat dank ik aan mijn opleiding, ik ben gedrild als musicus. Mij is bijgebracht dat je nooit moet afhaken. Het eerste wat mijn mijn dirigeerleraar tegen me zei was dat er maar één reden was om niet naar een repetitie te komen. En dat is als je dood bent.

‘Dus heb ik doodziek gedirigeerd met zeven onderbroeken aan, omdat het anders langs mijn benen in mijn schoenen zou lopen. Een andere keer had ik achter het podium een emmertje klaargezet zodat ik tussendoor kon overgeven. Als dirigent ben je onmisbaar, je moet er zijn. Dat steigerwerk dat om het gebouw heen staat, heeft me op de been gehouden.

‘Ik voelde me gruwelijk en ik was geestelijk soms afwezig, maar ik ben nooit in mijn bed blijven liggen. Ik stond gewoon op voor de kinderen, maakte de boterhammen klaar, ging met ze naar sport, speelde met ze met de Playmobil en kocht de Sinterklaascadeautjes.

‘Daar ben ik trots op en het heeft me gered. Zonder mijn gezin zou alle structuur zijn weggevallen. Dan is de kans groot dat je je een ander levensritme gaat veroorloven. Met een gezin kan dat niet. Ik moest er zijn voor de jongens.’

Is het geruststellend om te weten dat u lang niet de enige bent met een stoornis als deze?

‘Ja, ja. En het besef dat een ziel niet ziek kan zijn. Dat komt een paar keer terug in de gedichten. Je denkt dat je hele persoon ziek is, maar dat klopt niet. Alleen je hersenen zijn ziek. Want je ziel is wie je bent. Dat zit veel dieper dan alleen maar die hersenen. Door trainingen en therapie en er zelf over na te denken kom je daar achter. Ik had er een paar jaar voor nodig.’

In een stukje in de Volkskrant schreef u eind vorig jaar dat u de gedichten niet had geschreven ‘om een aandoening te emanciperen of een taboe te doorbreken’. Waarom dan wel?

‘Ik maak dingen omdat ik anders niet precies weet wie ik zelf ben. Het makerschap is mijn motor. De gedichten heb ik geschreven omdat ik expressief wilde maken hoe mijn ervaring was; hoe ontregelend en veelvormig. Ik probeer in de persoon zelf te gaan zitten. Een ander doel heb ik niet. Om iets te emanciperen of een taboe te doorbreken moet een ander soort taal worden gebruikt. Concretere taal.

‘Het stoort me dat elke aandoening een taboe wordt genoemd en dat en dan zoveel poeha over wordt gemaakt. Iemand heeft last van rode oren en schrijft er een boek over, want het is een taboe, zogenaamd. Terwijl er helemaal niet zoveel taboes zijn. Er zijn natuurlijk wel veel dingen waar we niet over praten, maar dat is omdat ze gewoon niet zo boeiend zijn. Of omdat je ze alleen onder vrienden bespreekt, dat is oneindig veel belangrijker.’

‘Ik ga dus niet vanwege mijn stoornis een pr-offensief beginnen of met de opbrengsten van de bundel een stichting oprichten om lotgenoten te helpen. Ik vind het mooi dat ik erover kan praten en dat ik aan mensen kan vertellen hoe erg het is. Maar ook dat je er goed mee kunt leven als je maatregelen neemt.’

Welke maatregelen heeft u genomen?

‘Medicatie en je leven in acht nemen. Goed voor jezelf zorgen, genoeg slapen, rust, regelmaat. Maar dat is niks nieuws hè, dat is voor iedereen goed. Het is belangrijk dat er mensen in de buurt zijn die jou een beetje in de gaten houden. Want als je gek aan het worden bent...’

Hij corrigeert zichzelf. ‘Dat klinkt wel ouderwets hè, gek worden. Als je ontregeld raakt, ben jij de laatste die het doorheeft. Dan denk je dat iedereen om je heen het bij het verkeerde eind heeft en niemand jou snapt. Je hebt dus mensen om je heen nodig. Gelukkig zijn die er voor mij, familie en vrienden.

‘Ze weten hoe de stoornis in elkaar zit, ze herkennen de signalen.’ Lachend: ‘Ze hebben alle foldertjes gelezen. En door de medicatie kan het nooit meer zo erg worden als in 2009. Er zit nu een heel grote dop op.

‘Ik ben niet bang. Sinds ik het heb meegemaakt, heb ik geen angst meer. Nergens voor. Niet voor de dood, nergens voor.’

Micha Hamel: Is daar iemand. Uitgeverij Pluim; 128 pagina’s; € 24,99.

null Beeld

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden