Schrijver Cindy Hoetmer: ‘Ik ben gewoon gestopt met een ego hebben’

null Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Laatst twitterde Cindy Hoetmer, na het recente verschijnen van haar boek Goed, naar omstandigheden: ‘Het lijkt me grappig als ik nu een bestseller blijk te hebben geschreven, zodat ik voor life coaches en andere onuitstaanbare zwevers het bewijs ben dat je met negativiteit, doemdenken en hopeloosheid ook succes kunt hebben.’

Hoetmer (55): ‘Dan zou ik bewijzen dat positief denken niet de enige manier is om iets voor elkaar te krijgen. Ik vind het altijd irritant als mensen roepen dat je je dromen moet manifesteren, dat ze uit zullen komen als je er maar in gelooft. Sorry, maar ik heb geen invloed op wat er in mijn hoofd allemaal gebeurt. Ik geloof best dat positief denken misschien een beetje kan helpen, maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Mijn hoofd is gewoon negatief ingesteld.’

Van het autobiografische Goed, naar omstandigheden en voorganger Min of meer opmerkelijke gebeurtenissen uit het leven van een treuzelaar werden, tot nu toe, samen negenduizend exemplaren verkocht – niet slecht, voor iemand die zich acht jaar lang ‘ex-schrijver’ noemde en lage verwachtingen heeft van het leven in het algemeen, en van zichzelf in het bijzonder. Iemand van wie het de levensstrategie is, schrijft ze, ‘om altijd overal enorm tegenop te zien, omdat het dan niet tegenvalt, maar alles blijkt altijd nog veel erger dan ik dacht’.

Hoetmer, aan tafel in haar tochtige huurwoning met gaskachels in het centrum van Amsterdam: ‘Dat hebben van lage verwachtingen heb ik mezelf ooit aangeleerd, en nu kom ik er niet meer vanaf. Ik kan me nog precies herinneren wanneer het begon. Ik was een kind en ik was aan het ganzenborden met mijn nichtje. Ik verloor – ik kwam in de gevangenis, zij was mij voorbij, het was bekeken. En toen begon ze te lachen en sloeg ik haar met het speelbord. Ik was boos. Niet leuk, niet sportief, ik kreeg een preek van mijn moeder. Waarna ik dacht: wacht eens even, ik ga het gewoon niet meer belangrijk vinden. Als ik niet meer mijn best doe om spelletjes te winnen, doet het ook geen pijn als ik verlies.’

Vanaf toen deed je nooit meer je best om een spelletje te winnen?

‘Nee, en dat werkte prima. Dat hele idee heb ik toen zo’n beetje op alles toegepast.’

Je hebt nooit meer ergens je best op gedaan?

‘Niet echt. Dat heb ik mezelf aangeleerd en ik krijg het er niet meer uit. Ik vind het ook eigenlijk wel prettig. Het is rustig.’

Het klinkt treurig.

‘Mij brengt het een grote tevredenheid, met alles wat ik ondanks mijn levenshouding toch heb bereikt. Het is nooit te weinig, want ik verwacht niks.’

Was dit ook je levensinstelling tussen je 20ste en je 40ste?

‘Nou, toen had ik, moet ik toegeven, iets meer eerzucht. Ik was iets gepassioneerder. Als twintiger had ik wel een lichte ambitie, denk ik, een beetje vuur. Dat is pas gedoofd na de grote crisis, het mislukken van mijn eerste roman. In de aanloop daarnaartoe was ik vrij succesvol: ik was columnist voor een hip blad, BLVD, en iedereen vond me leuk. Die columns waren heel schreeuwerig, als ik ze nu teruglees. Veel hoofdletters, veel scheldwoorden. Ook in de rest van mijn leven had ik toen nog een soort trots. Ik kan me herinneren dat ik een keer niet was uitgenodigd voor een borrel, en dat ik toen woedend was, zo boos dat ik toch kwam, en daar dan met de deuren ging smijten. Heel gek.’

Nu zou je denken...

‘Logisch dat ze me niet uitnodigen.’

De recensies van je debuutroman Het beest in Daisy waren hard. Vrij Nederland vond het een ‘zeldzaam triest schouwspel’. Jeroen Vullings schreef: ‘Hier wreekt zich een gebrek aan eigenzinnigheid – gesteund door een bedroevend kleine woordenschat.’ En: ‘Wat bezielt iemand om, met onderbrekingen, tien jaar lang te werken aan een roman, terwijl ze het zo duidelijk niet in zich heeft?’

‘Ik dacht dat iedereen blij zou zijn met mijn roman. Bovendien had ik er inderdaad tien jaar over gedaan, dus de spanning bouwde zich enorm op. Door mijn extreme uitstelgedrag kreeg ik het maar niet voor elkaar. Pas toen ik op een gegeven moment op een vrij lullige manier was gedumpt door mijn vriendje, kwam er extra energie vrij, boosheid, die ik kon gebruiken om het boek te schrijven. En toen stond er in elke krant, in elk opinieblad, iets heel lelijks over mijn boek. Alleen de damesbladen vonden het prima. Ik kwam Marja Pruis tegen in die tijd, van De Groene Amsterdammer, en zij zei dat ze het leuk vond. ‘Maar ja, Kees ’t Hart had het al te pakken.’ En Kees ’t Hart schreef een vernietigend stuk. Ik heb hem de rest van mijn leven enorm gehaat. Jeroen Vullings trouwens ook. En Max Pam. Ze moesten me echt hebben, ik denk dat dat schreeuwerige van mijn columns tegen me heeft gewerkt. Ik vond het niet eerlijk, want ik heb misschien geen enorme woordenschat, maar het is een schattig, normaal, lief boek. Ik snap nog steeds niet waar de haat vandaan kwam.’

null Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

En toen kwam de grote crisis.

‘Ja, ik kreeg een depressie. Ik wilde echt wel dood. Maar ja, ik dacht: ik ga het niet meteen doen, want ik weet niet of dit gevoel blijvend is. Ik heb het een jaar gegeven, ik markeerde een datum in mijn agenda en schreef erbij: als het hier nog steeds zo voelt, dan mag het, dan is het oké. Ik voelde me slecht, ik voelde me echt heel slecht.’

Kwam dat alleen maar door de recensies?

‘Ik had er ontzettend naar uitgekeken om dat boek af te hebben. Het feit dat het me gelukt was, was een overwinning op mezelf. En dat die overwinning bij de buitenwereld deze reactie opriep, was een ongelooflijke teleurstelling. Ik zag het totaal niet aankomen, want de meeste debutanten worden volkomen genegeerd. Sommige mensen krijgen een depressie zonder aanleiding. Bij mij was dit het zaadje, maar het werd steeds erger, een sneeuwbal werd een lawine. Ik zag geen licht meer, nergens.’

En na dat jaar?

‘Toen ging het eigenlijk wel weer.’

Maar je eerzucht heb je daarna permanent overboord gegooid.

‘Ik zette mijn ego opzij. Mijn ego – mijn eigendunk – zat me in de weg, maakte me kwetsbaar, dus ik heb het weggedaan. Ik ben gewoon gestopt met een ego hebben. Het beetje vuur dat ik nog in me had, is permanent uitgedoofd.’

Dat kan dus, afstand doen van je ego?

‘Ik kon dat. Mijn ego was toen écht weg, het was onomkeerbaar. Sindsdien ben ik veel tevredener met kleine dingen. Soms is het ook wel onhandig. Laatst wilde iemand me 2.000 euro betalen voor een artikel, en toen zei ik: doe maar 1.500, anders voel ik te veel druk. Dat vertelde ik aan een kennis, en die zei: jij bent echt gek.’

Heb je een van die recensenten ooit ontmoet?

‘Kees ’t Hart, een keer. Toen overwoog ik een drankje op hem te gooien. Hij zei dat ik het allemaal niet zo persoonlijk moest nemen, ja, doei. En ik heb ook wel overwogen om Max Pam iets aan te doen. Hij schreef zijn vernietigende recensie voor hetzelfde blad waarin ik toen mijn column had, HP/De Tijd. Hij vergeleek me met Heleen van Royen, die volgens hem wél goed schreef. Nou, toen schreef ik in Propria Cures dat Pam in het broekje van Heleen wilde, of zoiets.’

En je wenste hem in dat stuk ook een dodelijke hersenbloeding toe, toch?

‘O ja. Nou ja, dat dus. Dat was voor mij het einde bij HP/De Tijd, daarna ben ik naar Nieuwe Revu gegaan.’

Je hebt wel van je af gebeten.

‘Ik was heel erg boos! Ik heb er jaren over doorgezeurd! En nog steeds, want ik doe het nu weer. Ik was er gewoon door geraakt. Het is niet zo dat je, als je geen ego hebt, nooit meer door iets wordt geraakt. Bovendien was het afstand doen van mijn ego een geleidelijk proces.’

Je hebt ook nog een tweede roman weten te schrijven.

‘Dat snap ik zelf ook niet echt. Die is overigens wél compleet genegeerd. Wat ik helemaal niet erg vond, ik dacht gewoon: dit was het, ik ga er niet mee verder. Toen ik ook nog werd ontslagen bij Nieuwe Revu, ze wilden wat anders, heb ik me acht jaar lang ex-schrijver genoemd, omdat ik niet meer schreef.’

Tot je weer begon, stukjes op Facebook, die in 2020 tot je wederopstanding als schrijver leidden.

‘Ik ging naar een of andere hippe club op de Rozengracht, we stonden voor de deur en toen zag ik iemand heel langzaam vallen. Ze struikelde en deed er zes meter over om daadwerkelijk te vallen. Dus ik dacht: god, wat jammer dat dit niet is gefilmd. Het leven gaat maar gewoon voorbij zonder dat dit soort dingen worden vastgelegd, dat vond ik zonde. Dus ik ben momenten gaan vastleggen, onbelangrijke maar grappige momenten. Die stukjes maakte ik vanaf toen elke dag, en ze werden leuk gevonden. Daarna ben ik benaderd door Meulenhoff, en die stukjes zijn uiteindelijk deze twee boeken geworden.’

Beide boeken, met autobiografische korte stukken en dagboeknotities waarin Hoetmer vertelt over haar leven zonder relatie, kinderen, koophuis, auto of vaste baan, stukjes waarin ze, bijvoorbeeld, haar vinger verwondt door tussen het scharnier van haar leesbril te komen (‘een meer bejaarde verwonding was niet denkbaar’) en een hartverscheurende episode beleeft met een Griekse adoptiehond. De boeken, waaraan volgens Hoetmer niets is verzonnen, werden zeer positief besproken, in NRC kreeg ze twee keer vier ballen. En dan belandde Min of meer opmerkelijke gebeurtenissen uit het leven van een treuzelaar dit jaar ook nog op de longlist van de Libris Literatuurprijs.

Hoetmer: ‘Als op mijn vorige boek, het eerste boek na mijn renaissance, slechte recensies waren gekomen, had me dat niet uitgemaakt. Ik ging ervan uit dat ik keihard uitgelachen zou worden, dus ik was verbaasd toen het zo positief werd besproken. En dat het ook nog op die longlist kwam, was onvoorstelbaar. Ik kon het niet geloven, ik dacht dat een van mijn vrienden het had gephotoshopt. Ik heb het idee dat men me het succes nu gunt, en ik denk dat dat komt doordat ik niet meer zo’n grote mond heb.’

null Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Kwam er door dat succes niet toch een klein egootje om de hoek kijken?

‘Nee, nee, nee. Er staan achttien boeken op die longlist, hè, en ik heb nooit gedacht dat ik ook maar enige kans maakte om te winnen. Het was wel feestelijk, ik heb er even een feestelijk gevoel over gehad. Maar toen ik dit laatste boek inleverde, was ik er gewoon weer van overtuigd dat het een wanproduct was. Ik was er misselijk van.’

Op de radio werd je onlangs als volgt aangekondigd: ‘Het leven van Cindy Hoetmer is niet bepaald een achtbaan.’ Toen je dat zo hardop uit iemand anders’ mond hoorde komen, moest je even slikken, schrijf je.

‘Ik vind het eigenlijk gewoon niet kloppen. Er zijn mensen met veel saaiere levens dan dat van mij. Ja, er is weinig glamour, geen auto’s, geen boten, maar ik heb veel vrienden en ik kom op veel verschillende plekken. Er is wel sprake van veel niksdoen.’

Wat is niksdoen?

‘Een beetje tv-kijken. Ik kijk elke dag wel vijf uur tv, naar oninteressante, domme dingen. Eigenlijk staat-ie gewoon aan en zit ik tegelijkertijd op mijn laptop te internetten, nieuws, Twitter, Facebook. Een Netflixserie kijken vind ik te veel commitment, ik kijk liever klusprogramma’s. In mijn leven is er ook veel regelmaat. Ik eet elke zondag bij mijn ouders, ga in oktober elk jaar op vakantie in de Spaanse urbanisatie waar mijn ouders overwinteren, ik ga elke vrijdag naar dezelfde kroeg, De Pels, op zaterdag ga ik naar de markt. Ik leid een rustig leven met veel herhalingen.’

Zou een man met jouw kenmerken – vijftiger, vrijgezel, kroegtype, niet rijk – zichzelf ook een mislukking noemen, zoals jij doet?

‘Als een man dat zou doen, zouden mensen het ontzettend dapper vinden. Mannen zijn nu eenmaal van huis uit meer van zichzelf overtuigd dan vrouwen. Het beschrijven van jezelf als een soort sukkel is voor een man een enorme stap, dus als een man dat doet, zou de buitenwereld daar erg van onder de indruk zijn. Ik meet mijn eigen situatie ook af aan die van mijn vrienden, natuurlijk. Die hebben koophuizen in Amsterdam Centrum, banen, auto’s en kinderen. Ik heb weinig vrienden die, zoals ik, in een tochtige huurwoning met gaskachels wonen.’

Hoetmer heeft nooit kunnen leven van het schrijven. Ze werkt al tientallen jaren parttime als freelance vormgever. ‘Ik doe dat niet met enorme creativiteit, ik doe het gewoon. Het is instapniveau vormgeven, ik heb er geen opleiding en ook geen enorm gevoel voor.’ Een studie heeft ze niet gedaan. ‘Ik heb alleen een typediploma. Ik heb een serieuze concentratiestoornis, ADD ofzo, al is dat nooit officieel vastgesteld. Ik kan niets uit mijn hoofd leren. Ik ben ook een tijdje dyslectisch geweest, maar dat is gek genoeg verdwenen, en ik heb wat motorische dingetjes. Ik ben heel onhandig.’

Je hebt last van ‘verlammend uitstelgedrag’, schrijf je, waar je professionele hulp voor zocht. Wat stelde je allemaal uit?

‘Ze noemen het, las ik op internet, ‘executive dysfunction’, het feit dat je taken niet kunt uitvoeren. Mijn hoofd wil dingen doen, maar mijn lichaam weigert. Ik kan honderd keer op een dag tegen mezelf zeggen dat ik mijn facturen moet versturen, of mijn belastingaangifte moet doen, of die enveloppen eindelijk een keer open moet maken, maar het lukt gewoon niet. Er liggen hier enveloppen met hoge boetes erin, juist veroorzaakt doordat ik enveloppen niet openmaak, maar die enveloppen maak ik vervolgens óók niet open, waardoor de problemen alleen maar groter worden. Het is vreemd, en akelig. Het is nog te overzien, want ik betaal die boetes uiteindelijk wel, maar het kost me veel meer dan wanneer ik die dingen niet zou uitstellen. Er is altijd wel een enge zwarte wolk die ergens hangt. Op dit moment zijn het de belastingen.’

Heeft dat ook met die concentratiestoornis te maken?

‘Ik denk het. Vroeger maakte ik ook nooit huiswerk. En daar komt dan uiteindelijk een soort minderwaardigheidscomplex uit voort, omdat je denkt dat je het niet kunt. Wat ik ook altijd doe is extreem laat aan dingen beginnen, zodat, als het niet goed lukt, ik kan zeggen dat dat komt doordat ik er maar een uur aan heb gewerkt. Het is een lastig probleem, waar ik hulp voor heb gezocht. Mijn therapeut zei: o, je bent bang om te solliciteren omdat je bang bent voor afwijzing? Nou, ga dan maar vijftien sollicitatiebrieven schrijven. Ik durf niet te solliciteren, en dan is het huiswerk: gewoon gaan solliciteren. Wat een onzin. Dat lukte niet, en toen zei ze dat ik iets anders moest doen wat ik niet durfde, en dat was huppelen over straat. Dat heb ik gedaan. En ik moest – wat ik werkelijk afschuwelijk vind – mezelf lastig opstellen in de horeca, dus om extra dingen vragen, zoals nog een koekje bij de koffie. Ik vraag nooit ergens om. Dus dan zat ik in een café en deed ik het niet. Ik denk dat die mevrouw een kwakzalver was, anders kan ik het niet verklaren. Ik ben nog lang kwaad op haar gebleven.’

Kom je weleens in de verleiding om vaker dan alleen op vrijdag naar de kroeg te gaan?

‘Soms, als iemand me mee vraagt. Maar meestal doe ik dat niet. Als ik elke dag zou gaan, kost het me handenvol geld, ik word alcoholist en ik word nog dikker. Alcoholisme vind ik heel verontrustend. Ik sprak gisteren iemand die me vertelde dat hij al drie dagen niet had gedronken. Dat vind ik echt schokkend, dat je dat als wapenfeit gaat noemen. Het is een gevaarlijk goedje, alcohol, dat moet je je realiseren. Voor mij werkt die ene kroegavond prima.’

Heb je je ego ook overboord gegooid in persoonlijke relaties?

‘Nee, want ik vind het heel belangrijk dat mensen mij aardig vinden. Al moet ik zeggen dat ik in vriendschappen vaak de onderliggende partij ben. Als ik op vakantie ga met een vriend, doen we de hele tijd wat de ander wil. Ik vind dat prettiger dan zelf de leiding nemen, maar het is wel erg vermoeiend.’

null Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Je vriendin Stephanie zei: ‘Cindy beschrijft zichzelf als lomp, maar eigenlijk is ze heel elegant, in alles wat ze doet. Een lomperik trekt zich van niemand iets aan, Cindy handelt juist heel doordacht.’

‘Dat is wel waar. Ik ben altijd erg bezig met mensen niet kwetsen, misschien omdat ik zelf snel op m’n teentjes getrapt ben. Terwijl dat ook lastig is, want ik mag van mezelf nooit liegen. Zwijgen mag, maar als jij net naar de kapper bent geweest en ik vind dat jouw haar raar zit, en jij vraagt om mijn mening, dan zal ik eerlijk moeten zeggen wat ik vind.’

Je mag niet liegen, of je kunt niet liegen?

‘Ik mag het niet. Ik mag ook geen afspraak afzeggen, nooit smoesjes verzinnen. Zo heb ik allerlei vreemde regels voor mezelf. Laatst zei een van mijn vriendinnen dat ik een autist ben. Dat vind ik dan heel vervelend en irritant, voor mezelf, en ook voor autisten. Wat zij vreemd vindt, aan mij, is dat ik me altijd als een bezetene aan alle regels wil houden. We zaten in een vakantiehuisje, en de eigenaar had gezegd: als je de houtkachel gebruikt, moet je het deurtje dichtdoen. En mijn vriendin zat te stoken met dat deurtje open, en ik weet niet, ik krijg dan gewoon buikpijn. Dus ik zeg het twee keer, ze luistert niet, en ik word echt onpasselijk van dat open deurtje. Ik kan er gewoon niet tegen. Zij vond dat aanstellerij van mij, en toen noemde ze me een autist. Ik zei, een beetje boos: luister, het is geen stoornis uit de DSM (het standaardwerk voor de classificatie van psychische stoornissen, red.), het zijn gewoon eigenschappen. Ik heb gewoon eigenschappen.’

Hoe gaat het niet hebben van een ego samen met toch snel op je teentjes getrapt zijn?

‘Het niet hebben van een ego gaat denk ik om werk, status, aanzien, roem, om het schrijven en mijn verwachtingen daarvan. Als mens heb ik nog wel een beetje een ego. In het echte leven kan ik nog wel een klein beetje van me af bijten als iemand iets vervelends zegt.’

Als je weinig ego hebt, heb je dan minder last van gêne?

‘Nee, ik ben een en al gêne. Dat gaat nooit weg. Ik heb ook snel last van plaatsvervangende schaamte, waardoor ik niet naar datingprogramma’s kan kijken, ik ga dan dood van binnen. Of van die half mislukte begroetingen, waarbij je kust terwijl die ander op een omhelzing mikt, vreselijk. Dan is het alsof ik door de bliksem word getroffen. Daarom vind ik daten ook zo ingewikkeld. Het moment van de eerste ontmoeting is zo ongemakkelijk, dat is voor mij al veel te moeilijk.’

Heb je veel relaties gehad?

‘Dat wel. Ik heb nooit een huwelijk of kinderen geambieerd, dat zat niet op mijn netvlies. Ik vond het leuk om verkering te hebben, maar ik had daar geen vastomlijnde toekomstdromen bij. Vroeger had ik altijd relaties, steeds een paar jaar, en dan weer een andere. Ik denk dat ik er wel goed in was, op het uitkiezen van mannen na. Ik koos verkeerde ­mannen: moeilijk, zwaarmoedig, tobberig en met zichzelf bezig. Mijn eerste vriend was een totale gek: agressief, jaloers, bezitterig. Hij heeft me geïsoleerd van al mijn vrienden, dat was vervelend. Zelf ben ik niet moeilijk in de omgang, eerder te makkelijk, waardoor ik mannen over me heen liet lopen. Ik vond jarenlang alles goed, met als gevolg dat zo’n man helemaal niets meer voor me deed en nooit aan mij dacht, en dan vond ik het uiteindelijk niet meer leuk en dan maakte ik het uit. Als je een relatie hebt, moet je vanaf het begin eisen stellen, en dat deed ik nooit.’

Toch waag je nog weleens een poging, bijvoorbeeld met Sjoerd, beschrijf je in Goed, naar omstandigheden.

‘Ja, maar hij had bijvoorbeeld een erge slaapstoornis, waardoor ik echt geen oog dichtdeed. Hij maakte ontzettend veel lawaai, gesnurk, geschreeuw, en hij sloeg ook om zich heen. Jeetje hee. Als dat wat minder was, had ik het misschien langer volgehouden. Al vond ik dat alcoholisme ook wel ver gaan. Ik was een keer aan het daten, en die man appte steeds met de vraag wat ik aan het doen was. En ik zei steeds, naar waarheid, ‘niks’. Maar steeds ‘niks’ zeggen, voelde onprettig. Ik had de neiging om te gaan sporten, of iets leren, zodat ik een beter antwoord zou hebben op die appjes, maar uiteindelijk was dat het me niet waard. Als er een aardig iemand zou zijn die er geen moeite mee heeft dat ik 80 procent van de tijd niks doe, dan lijkt het me best leuk. Ik wil alleen niet op zoek.’

null Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Beeld Ivo van der Bent | visagie: Sarah Cloe (House of Orange)

Geen Tinder?

‘Laatst heb ik het aangezet, want ik was gevraagd om een artikel te schrijven over daten na je 50ste. Dus ik heb twee dagen op Tinder gezeten en pakweg dertig mannen bekeken, maar ik dacht steeds: ieuw, ieuw, ieuw! Ik ga niet in een warenhuis vol hopeloze mannen zitten neuzen. Mannen zijn ook niet zoals wij, want ze willen allemaal altijd een jongere vrouw.’

Je schrijft dat je ideale man, als het alleen om uiterlijk zou gaan, zou lijken op ‘de forse halfgod Maui uit de Disney-tekenfilm Moana’. Dat lijkt me geen type dat vaak in De Pels komt.

‘Nee, hahaha. Ik heb nog nooit een Maori gezien in De Pels. Eigenlijk überhaupt nog nooit. Ik ben ook nooit in Nieuw-Zeeland geweest. Maar goed, ik vind dat dan wel aantrekkelijk, maar ik zou nooit een keuze maken op basis van uiterlijk. Eigenlijk is mijn enige eis dat ik een leuk gesprek met iemand kan voeren, dat het gezellig is.’

Over relaties schrijf je: ‘Ik vond dat veel werk. Mannen moet je vaak complimenteren, en ze willen je alles uitleggen.’

‘Het is iets wat je moet doen om het leuk te houden: complimentjes geven, egostrelen. Het werkt, het is wat mannen willen. Ze vinden het ook ontzettend belangrijk dat een vrouw om hun grapjes lacht, en ik ben niet iemand die doet alsof. Ik deed dat dus helemaal verkeerd. Ik had ooit een vriendje dat kunstenaar was en daar niets mee verdiende. Dus ik zei: ‘Eigenlijk ben je werkloos, want je verdient er niks mee.’ Dat maakte hem heel verdrietig. In relaties ging ik uiteindelijk meer complimentjes geven, ook als ik het niet helemaal voelde. Dan zat ik dus een beetje tegen mezelf in te werken, waardoor het toch weer vermoeiend werd.’

Heb jij zelf behoefte aan complimentjes?

‘Totaal niet. Maar zo is het meestal, in werkende relaties tussen mannen en vrouwen: man doet iets, vrouw prijst hem de hemel in. Bij mijn ouders, die samen heel stabiel en gelukkig zijn, is het grappig genoeg dan weer precies andersom. Mijn vader is de complimentenmaker, en hij doet eigenlijk ook het meest in het huishouden. Mijn moeder doet niet echt iets.’

Een belangrijke bijrol in het nieuwe boek is voor Toffer, de hond die je adopteerde.

‘Het leek me fijn om een hond te hebben, door de onvoorwaardelijke liefde die die beesten je geven. Dat er een beest is dat altijd vol liefde naar je kijkt en blij is om je ’s ochtends te zien. Mijn kat houdt ook van me, maar een hond is toch anders. Toffer kwam uit Griekenland, een heel zielig, gebutst, sukkelig hondje, dat woonde onder een zeil. Alles zat scheef aan Toffer. Niemand wilde haar, ik wel. Ik hield ook meteen heel veel van het hondje. Maar ja, het werd hier een soort oorlogssituatie, want ze kon niet samen met de kat. Overdag lukte het wel om ze uit elkaar te houden, ik barricadeerde deuren, maar ’s nachts begon ze te blaffen tegen de kat. En daar is mijn huis niet op gebouwd, de buren konden alles horen. Zelf sliep ik niet meer, de kat was continu angstig. Het was een treurige situatie. Ik heb uiteindelijk moeten besluiten dat het niet ging. Gruwelijk. Toffer heet nu Dasha en gaat met haar nieuwe baasje elke dag naar het strand. Dat nieuwe baasje heeft van dezelfde Griekse stichting nog een ander, oud hondje geadopteerd. Ik heb dan ergens toch het idee dat dat een beetje door mij is gekomen, dat dat oude hondje nu een baasje heeft en lekker elke dag naar het strand kan. Dat is een troost.’

Je was er kapot van toen je Toffer weg moest doen. Was je daar zelf verbaasd over?

‘Hoe meer je in een relatie stopt, hoe heftiger het voelt als het over is. Het was een intense periode. Weer zo’n droom die in duigen valt. Toffer was ook gewoon een heel koddig beestje. Ze was helemaal niet blij als ik thuiskwam, bijvoorbeeld. Ze bleef gewoon zitten op de bank. Het was geen enthousiaste hond. Eigenlijk was ze net zoals ik. Maar dat ik zó verdrietig was, kan ik eigenlijk niet verklaren. Want mijn periode met Toffer duurde al met al best kort.’

Hoe kort?

‘Twee maanden. En ik ben er zeker een halfjaar verdrietig van geweest. In het begin moest ik elke dag huilen. Ik keek de hele tijd naar foto’s. Heel sneu, ik heb nog nooit zoiets meegemaakt. Liefdesverdriet is bij mij meestal snel over. En het vreemde was ook dat de hond veel beter af was, bij het nieuwe baasje. Ik huilde dus echt alleen maar om mezelf, ook in gezelschap, wat echt niks voor mij is. Ik ben normaal eerder een beetje vlak. Het klinkt stom, maar misschien dat ik toch een soort moedergevoel op het beestje heb losgelaten. Al dat moedergevoel, dat bij mij nooit ergens voor heeft gediend, kwam ineens los, en uit dat reservoir kwamen allerlei diepe gevoelens en die gevoelens gingen niet zomaar weg.’

Nu de droom van het hebben van een hond in duigen is gevallen, zijn er nog dromen over?

‘Ik wil nog een keer naar een Zuid-Amerikaans land om capibara’s te aaien, om ze een keer in het wild te zien. Capibara’s zijn mijn lievelingsdieren, en ik wil ze aanraken. Ze zijn een beetje ruw, denk ik, en ze stinken. Maar ik vind ze zo schattig. Verder neem ik het leven per dag. Na mijn pensionering komt er niks. Ik heb waarschijnlijk helemaal geen geld, dus dat wordt vast onaangenaam. Ik probeer er maar niet aan te denken.’

Ben je door het succes van je laatste twee boeken ook een soort rolmodel geworden, denk je, voor mensen zonder vaste baan, relatie, kinderen en koophuis?

‘Ik heb het een keer gehoord, van een kind. Die had mijn boekje gelezen en zei tegen haar moeder: ‘Ik wil later ook vrijgezel worden.’ Blijkbaar heb ik het toch als iets aantrekkelijks weten te beschrijven. Misschien ben ik een soort rolmodel geworden omdat ik dingen nooit mooier afschilder dan ze zijn.’

CV Cynthia (Cindy) Hoetmer

4 juli 1967 Geboren in Amsterdam.

1988 Mavo, Spinozalyceum Amsterdam.

1995-2004 Columnist BLVD.

2004-2006 Columnist HP/De Tijd.

2005 Debuutroman Het beest in Daisy.

2006-2012 Columnist Nieuwe Revu.

2007 Roman Schop me!

2020 Min of meer opmerkelijke gebeurtenissen uit het leven van een treuzelaar.

2021 Op longlist Libris Literatuurprijs.

2022 Goed, naar omstandigheden.

Cindy Hoetmer is vrijgezel en woont in Amsterdam.