Nee en ja

Ellen Deckwitz

Onlangs had ik het met vrienden over depressie en kwam de vraag op hoe je nou aan iemand die er geen enkele ervaring mee heeft, uitlegt hoe het voelt. Sommige mensen denken dat depressie gewoon de overtreffende trap van verdriet of somberte is, maar bij mij heeft het zich altijd gemanifesteerd als het onvermogen om naar het bestaan uit te kunnen zien.

Op mijn 29ste had ik zo’n zware episode dat mijn ouders me zes weken lang in huis hebben genomen, omdat ik niet meer zelfstandig kon eten en drinken. Mijn geest was zo geblokkeerd dat ze mijn lichaam vergat. Het lijf reageerde niet meer verheugd als het werd gevoed of gedrenkt, laat staan gebaad of geknuffeld. Gelukkig sloeg vlak voor ik de bodem bereikte de medicatie aan. Het dal verdween. De angst ervoor echter niet, en sindsdien leef ik zo braaf mogelijk, om zoiets nooit meer mee te hoeven maken. Sporten, genoeg rust, medicijnen, elke maand naar de psycholoog. Het vervelende is echter dat je maar tot op zekere hoogte invloed hebt op je gemoed. Soms doe je alles goed en kantelt de boel alsnog.

Bij mij verdwijnt dan dus het vermogen om naar de dingen uit te kunnen zien. Naar zomer of naar liefde, naar sporten, lezen, lachen, een lekkere douche, een goede kop thee of mijn cavia’s. Alles in het leven roept gewoonlijk een ‘ja’ of een ‘nee’ op. Als ik aan mijn vrienden en familie denk prevaleert de ‘ja’. Als ik een belastingenvelop ontdek, overheerst de ‘nee’. In de aanloop naar depressie beginnen steeds meer zaken een ‘nee’ uit te ademen. Je loopt in de zon en alles tettert ‘laat maar’. De weinige dingen die nog een ‘ja’ beloven, ga je ontwijken, omdat je al moe wordt door er alleen maar aan te denken.

En zo verandert de wereld in een kuil en tuimel je omlaag. Ik heb tot dusver het geluk gehad dat er altijd op het nippertje nog een ‘ja’ was om mijn val mee te stoppen. Iets om toch voor door te gaan. Mijn familie. Mijn werk. Een stemmingswisseling. Een glimp van een toekomst die niet alleen ellende inhield. Een minuscule twinkeling in het donker. Iets om op in te gaan, iets om voor door te gaan.

En dan begint de lange klim terug. Biddend dat je neurochemie blijft meewerken. Knokkend tegen de onverschilligheid. Met alles wat je nog in je hebt, verzet je je tegen de ‘nee’. Met alles wat je nog in je hebt, probeer je het bestaan van de ‘ja’ weer te leren verdragen.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.