Heel

Ellen Deckwitz

Gisteren zat ik tijdens de spits op de fiets, wat in Amsterdam niet al te best voor je gezondheid is. Flitsbezorgers haalden van rechts in, elektrische bakfietsen sneden af, benevelde toeristen die nog nooit op een tweewieler hadden gezeten, dreigden me de gracht in te rijden en niemand die zich nog aan stoplichten hield. Hyperventilerend slalomde ik om diverse potentiële doodsoorzaken heen tot het me te veel werd en ik afstapte om bij te komen.

Vanaf de stoep keek ik naar de fietsers. Ondanks al het gevaar leken de meesten met hun gedachten ergens anders, wat onverstandig maar begrijpelijk was. Misschien waren ze zichzelf aan het voorstellen hoe alles in orde zou komen, sponnen hun hoofden de ene na de andere goede afloop waardoor de verkeerschaos minder bedreigend werd. Met geruststellen zijn we sinds de oertijd bezig. De vroegst overgeleverde verhalen draaien om troosten of verklaren. Waar de wereld vandaan komt bijvoorbeeld, of dat onweer niet zozeer een doodeng en grillig natuurverschijnsel is, maar gewoon een moodswing van de dondergod. Dat als je maar goed en vooral volgens de regels leeft, je niets zal overkomen. Dat er helden zullen opstaan om met het kwaad af te rekenen.

Zelf ben ik de hele dag bezig met het maken van scripts. Hoe de dag zal verlopen, wat ik straks moet zeggen tegen een verdrietige broer, wat ik zal gaan koken, in wat voor volgorde ik het huis zal kuisen. Natuurlijk weet je nooit hoe de toekomst eruit zal zien, maar al die narratieven bieden grip. Ik denk weleens dat het verhaal het alleroudste kalmeringsmiddel is en misschien zelfs het oudste antidepressivum, naast seks. Je transformeert ervaringen en angsten in vertellingen om niet gek van onrust te worden.

Jaren geleden bevond ik me met mijn toenmalige geliefde in een relatiecrisis. Ik hield mezelf de hele tijd voor dat we er wel uit zouden komen, dat we erdoor zouden groeien, dat ik uiteindelijk alleen maar meer van hem zou gaan houden. Achteraf gezien allemaal onzin, maar het hielp me door een moeilijke en onzekere periode heen. Al die sprookjes scheelden weer de nodige onrust, waardoor ik uiteindelijk de energie had om de relatie te verbreken.

Ik keek om me heen. Het was inmiddels rustiger op de weg. Goed, ze reden nog steeds als gekken en verderop werd een kind bijna geschept door een Birò, maar het was niets vergeleken met de puinhoop van een kwartier geleden.

Ik zei tegen mezelf dat alles goed kwam en stapte op de fiets. Reed voorbij de ene na de andere vertelling, scheerde langs diverse leugens en bleef heel, zowel in het hoofd als daarbuiten.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.