Volgens deze historicus kunnen we van de heksenvervolging leren hoe complottheorieën werken

Heksensabbat op de Brockenberg, door B. Berg (1650). Beeld Germanisches Nationalmuseum Nürnberg

Heksensabbat op de Brockenberg, door B. Berg (1650).Beeld Germanisches Nationalmuseum Nürnberg

‘Ze breken je bij je enkels af’, waarschuwde een professor in Oxford toen historicus Steije Hofhuis tevergeefs rondging met zijn promotievoorstel. En dat was nog een vriendelijke reactie. Keer op keer werd zijn idee voor een onderzoek naar de evolutionaire geschiedenis van heksenvervolging afgewezen, zegt Hofhuis, terwijl het ons iets kan leren over de verspreiding van complottheorieën.

Zijn benadering heet cultureel darwinisme: Hofhuis past begrippen uit de evolutiebiologie toe op een cultureel fenomeen. Dat ligt binnen de geesteswetenschappen gevoelig, omdat het doet denken aan sociaal darwinisme, de evolutieleer die ontspoorde in de eugenetica, oftewel de ‘rasverbetering’ van een bevolking. Maar cultureel darwinisme is niet hetzelfde, betoogt Hofhuis. ‘Sociaal darwinisme ís potentieel ook een gevaarlijke theorie, met die nadruk op biologische rassenverbetering. Maar cultureel darwinisme is wezenlijk anders, omdat het gaat over de selectie van cultuurvarianten.’

Dit maakt Hofhuis zichtbaar in zijn proefschrift Qualitative Darwinism – An Evolutionary History of Witch-hunting, dat hij vrijdag verdedigde aan de Universiteit Utrecht. Dat het er toch van kwam, is te danken aan een fonds dat werd opgericht door de Utrechtse emeritus hoogleraar middeleeuwse geschiedenis Marietje van Winter.

Tienduizenden ‘heksen’

De heksenvervolging heeft in Europa in driehonderd jaar tussen de 50 duizend en 60 duizend slachtoffers gemaakt, van wie zeker driekwart vrouw was. Dat begon in de 15de eeuw, maar vanaf het midden van de 16de eeuw liep de zaak echt uit de hand. Hofhuis onderzocht wat die groei veroorzaakte en laat zien dat hier een complottheorie met een enorm zelfversterkend effect aan het werk was, omdat sommige verhalen zich volgens het darwiniaanse evolutieprincipe zelfstandig aanpasten aan hun omgeving: onaangepaste varianten van het hekserijconcept vielen af, terwijl andere versies per ongeluk zo goed aansloegen, dat ze zich als een virus door de maatschappij verspreidden.

Hofhuis: ‘Ik onderzocht waarom sommige hekserijverhalen overleefden en andere niet. Waardoor konden sommige zo groeien? En, waar ik meer dan andere historici op heb gelet: wat veranderde er nu precies in die verhalen over hekserij?’

Duivels complot

Het basisidee van hekserij, midden 16de eeuw, was een complot gesmeed tussen de duivel en zijn demonen, die het op het christendom hadden voorzien. Dit met hulp van christenen die seks met de duivel en demonen hadden, waardoor ze lid werden van een duivelse sekte.

De heksen, door Hans Baldung (1510). Beeld The Metropolitan Museum of Art

De heksen, door Hans Baldung (1510).Beeld The Metropolitan Museum of Art

Sommige verhalen beklijven in hun tijd beter dan andere. Dankzij het toenmalige geloof dat de vrouw irrationeler en tot zonde geneigd was, werd het bijvoorbeeld geloofwaardig dat ze ontvankelijker was voor seks met de duivel. Dat kan het hoge aantal vrouwelijke ‘heksen’ verklaren. Hofhuis ziet dan ook weinig in de populaire theorie dat heksenvervolgers doelbewust onafhankelijke vrouwen, een soort feministen avant la lettre, wilden onderdrukken: bijna een kwart van de ter dood gebrachte ‘heksen’ was man, en ook de elite belandde op de brandstapel. ‘En belangrijker: deze feministische uitleg gaat volledig voorbij aan het oprechte geloof in magie dat toen alomtegenwoordig was.’

Daar was ook aanleiding genoeg voor. Halverwege de 16de eeuw begon een zware tijd in Europa, met godsdienstoorlogen, vervolging en een kleine ijstijd die een reeks oogsten dramatisch deed mislukken. Het idee dat achter zulke rampspoed heksen konden zitten bestond al, maar vanaf ongeveer 1560 ziet Hofhuis, die talloze geschriften uit die tijd las, sommige geloofselementen dominanter worden. Zoals de heksensabbat, het idee dat heksen kunnen vliegen en de overtuiging dat ook kinderen heksen kunnen zijn.

Dankzij die nieuwe verhaalelementen begonnen heksenvervolgingen zich als een virus te verspreiden, laat Hofhuis zien, bijvoorbeeld rond de Duitse stad Bamberg. De heksensabbat gold toen als een massaal bezocht evenement: in Bamberg is daarom één vermeende heks gemarteld tot ze maar liefst 126 namen van zogenaamde medeplichtigen op zo’n sabbat noemde. En nu heksen konden vliegen, werden mensen tot ver buiten Bamberg verdacht.

En dan vertelt in Bamberg het zoontje van een burgemeester ook nog eens dat hij een heks is. Het kind geniet in zijn onschuld van alle aandacht, dist nog wat sterke verhalen op en wordt uiteindelijk met een groot deel van zijn familie ter dood gebracht. Daarna worden meer kinderen aan de tand gevoeld, en die zeggen sneller wat volwassenen willen horen.

Verhaalelementen en motieven

Hofhuis ontleedt hekserijverhalen als ‘cumulatief concept’: min of meer toevallige elementen (sabbat, vliegen, kinderen) maakten ze in razend tempo invloedrijker: ‘Als mijn hypothese klopt, dan passen sommige cultuurfenomenen zich aan zonder dat wij dat doorhebben.’

Met die wetenschap zijn meer gevaarlijke complottheorieën te deconstrueren. Zoals het antisemitisme, beaamt Hofhuis: ‘Ook antisemitisme appelleert aan allerlei angsten en past zich steeds weer effectief aan nieuwe omstandigheden aan. In de middeleeuwen werden joden er bijvoorbeeld van beschuldigd christelijke kinderen te doden – het woord heksensabbat komt van de joodse sabbat. Maar met de opkomst van het kapitalisme wordt het motief geld opeens een aanjager van jodenhaat.’

Ook wie in moderne complottheorieën gelooft, van coronaontkenners tot het Amerikaanse QAnon (dat een mondiale elite van pedofilie beschuldigt), gelooft meestal dat gebeurtenissen ergens worden aangestuurd. Terwijl ook hier de verhalen zelf polarisatie aanwakkeren, zegt Hofhuis: ‘Bij klimaatverandering, economische spanning en oorlog worden mensen altijd gevoeliger voor complottheorieën. En die bewegen volmaakt mee met die angst.’

De verspreiding van complottheorieën wordt wel aan sociale media geweten. De heksenvervolgers hadden net de boekdrukkunst achter de rug: ‘Er waren veel vlugschriften in die tijd, sensationele blaadjes die graag heksenverhalen afdrukten. Wat dat betreft is de situatie nu niet helemaal nieuw.’

Hofhuis pleit daarom voor meer onderzoek naar hoe complottheorieën zelf kunnen evolueren tot een bijna ontembaar fenomeen: ‘Ze passen zich feilloos aan tijd en omgeving aan. Wie dat doorziet, trapt er misschien minder in.’

Piet de Rooij, emeritus hoogleraar geschiedenis en onder meer gespecialiseerd in de ontwikkeling van de evolutietheorie, las het proefschrift van Steije Hofhuis op verzoek van de Volkskrant als onafhankelijk deskundige. Hij noemt het een opmerkelijk onderzoek van een eigenzinnige historicus, ‘en bovendien erg goed, in vrijwel ieder opzicht’.

Wat vooral indruk maakt op De Rooij is Hofhuis’ beschrijving van verhaalelementen die gaan rondzwerven en onverwacht clusters vormen (zoals de heksensabbats, het vliegen en de kinderheksen), waarna een verhaal zich pas echt op volle kracht ontwikkelt. ‘Ook in de nieuwste complottheorieën zie je hoe een aantal elementen zo gaan samenklonteren: het idee van een ‘deep state’, het World Economic Forum, zakenman George Soros, pedofilie door een elite. Het model van Hofhuis biedt een handvat om dat te onderzoeken.’

Ook volgens De Rooij berust de gevoeligheid rond cultureel darwinisme overigens, ‘op een niet helemaal correcte associatie’ met ouderwets sociaal darwinisme. ‘Maar daar blijft Hofhuis verre van en hij is zich zeer bewust van de morele risico’s. Bovendien is het goed het beest in de bek te kijken.’

Voor zover De Rooij weet is Hofhuis de eerste in Nederland die zo uitgebreid cultureel darwinistisch onderzoek doet. ‘Dat hij daarbij de heksenvervolging koos is dapper, want daarover is vooral in het buitenland al een vloed aan literatuur verschenen. Kortom: niets dan lof.’